Zwarte
Piet was toen en is nog steeds van harte welkom
“Nee hé”, denkt u bij het lezen van de kop van dit
artikel. “Toch niet weer die discussie over Zwarte Piet en de daarmee
samenhangende gevoelens van discriminatie”. Ik kan u geruststellen, ik ben net
zo moe van die discussie als u. En net zo moe van alle reacties, die de
discussie met name op sociale media als Facebook en Twitter heeft los gemaakt.
Net zo moe van alle argumenten en gezichtspunten, die er met de haren zijn bij
gesleurd, maar die met het eigenlijke onderwerp niets van doen hadden. Laten we
proberen eens terug te denken hoe het ook al weer was in onze jeugd en laten we
proberen te voorspellen hoe het jaarlijkse feest zal zijn in pak ‘m beet de
jaren 2060, het jaar waarin de Oud Hagenaar (als dit voortreffelijke medium dan
nog bestaat….) zal berichten over “hoe het was in de jaren 2010-2020”.
Maar eerst terug in
ons geheugen. Ik gebruik daarbij gemakshalve even mijn eigen herinneringen en
belevingen. Mijn Sinterklaaservaring gaat terug tot de begin jaren 50. Tot
1952, want toen was ik acht en werd ik door teveel vriendjes erop gewezen, dat
ik in een schertsfiguur geloofde en dat het tijd werd “een grote jongen” te
worden. Kijk in mijn tijd dus waren de “zak van Sinterklaas” (toen nog niet
door Toon Hermans tot een lachwekkende verschijnsel verheven) en de “roe” de hoofdattributen,
waarmee de Sint en zijn Pieten tot ons kwamen. De goedheiligman en zijn
knechten (jazeker!) werden door heel veel toenmalige ouders als extra hulp
ingezet om hun opvoedkundige bijsturing van krachtige hulpmiddelen te voorzien.
Als je je niet netjes gedragen had, was de kans wel erg groot, dat je er met
die roe van langs kreeg en een enkele reis in die rot zak naar Spanje mocht
genieten. Jawel, enkele reis, want over terugkeer werd niet gerept. En
aangezien we nog niet verwend waren met jaarlijkse tripjes naar Spanje (we
wisten niet eens waar het ongeveer lag, wel dat het er erg warm moest zijn),
zag dat er zo onheilspellend uit, dat we ons gedrag prompt bijstelden of op z’n
minst ernstig rekening hielden met een subtiele aanpassing daarvan. Zodat het
dreigement van tafel gehaald werd of een voorwaardelijk karakter kreeg: “als je
nog eens……dan weet je wat er gebeurt”. Kortom, Sinterklaas was behalve een
katalysator van ingehouden verwachtingen ook een instrument in de opvoeding.
Nou viel het met die verwachtingen wel mee, want mijn ouders lieten ook niet na
voortdurend te onderstrepen, dat de Sint in de eerste plaats een arme grijsaard
was. Die niet zoveel geld had om zijn Pieten uitgebreide hoeveelheden
verrassingen door de schoorsteen te laten glijden. Dat die verwachtingen een
rechtstreekse relatie hadden met de relatieve rijkdom van mijn ouders, dat
ontdekten we later pas. Toen we groot waren en niet meer hoefden te geloven. En
toen begrepen we pas, waarom de Sint steeds zo onrechtvaardig was geweest bij het uitdelen. Pas toen begrepen we,
waarom die andere jongetjes in de klas over zoveel meer cadeaus van de Sint
verhaalden dan ik, die al uiterst tevreden was met die tweede hands brandweer
auto. Het was dus in die jaren behalve een feest van veel vrolijkheid op straat
en op school (want de intocht van de Sint per boot werd nog niet door de TV
uitgezonden, omdat er immers nog geen TV was) ook wel degelijk een feest van
angst. Waarbij we natuurlijk de Zwarte Piet vooral als zwarte accepteerden
vanwege die moeizame afdalingen door talloze schoorstenen. Ons wel stiekem
afvroegen hoe ze dan toch die loeiheet kolenhaarden konden omzeilen elke nacht,
maar daar hebben we – althans in mijn herinnering – nooit een halszaak van
gemaakt. Je ging trouwens op 7-jarige leeftijd niet in discussie met je ouders
over dat onderwerp, je geloofde gewoon. Als die schoen maar een beetje gevuld
was (een chocoladekikker was al een feest, trouwens in onze schoenen van
destijds zouden Ipads of andersoortige tabelets niet gepast hebben), geloofde
je heel veel zo niet vrijwel alles.
Later, toen wij
kinderen kregen was het Sinterklaasfeest anders: we besloten in de eerste
plaats het angstinstrument er af te halen. Wilden onze kinderen niet bang maken
daarmee, hadden dat ook niet nodig, want we handhaafden op een meer natuurlijke
manier het gezag. Konden nog wel het verhaal van de schoorstenen handhaven,
want ook voor de gashaarden was een schoorsteen nodig. Hoe mensen zich met een
CV daaruit hebben gered, weet ik niet zo precies, maar iedereen zal
ongetwijfeld zo zijn fantasie hebben gehad om de basisverhalen naar de
tijdgeest aan te passen. Alleen de liedjes bleven ongewijzigd en dat vroeg
nogal eens om uitleg aan onze kinderen. Want wat betekende dan “de roe” in de
liedjes, die ze op school zongen. En wat was dat nou met die “zak van
Sinterklaas”? Gelukkig hadden we al fantasie genoeg om ons uit lastige
discussies te redden. Maar we voelden wel aan, dat het ooit eens tijd zou
worden om de teksten van de liedjes aan te passen aan de tijd. Enne, de kado’s
werden al wat luxer, een tweede hands brandweer auto behoorde niet meer tot het
geschenkenpakket. Het bleef een heel leuk kinderfeest.
Dat is het nu nog steeds, nu we onze kleinkinderen
ervan zien genieten.
Hen kunnen we uitleggen, voor zover de ouders dat al niet
doen, dat Pieten niet meer door schoorstenen glijden, maar “gewoon van
zichzelf” zwart zijn en al helemaal geen “knecht” meer, maar gewoon
“medewerkers in vaste dienst” van de goedheiligman, die hoe dan ook nog steeds
dezelfde goedheiligman is als degene, die halverwege de 19e eeuw in
ons land geïntroduceerd werd. Want laten we wel zijn, het betreft hier geen
eeuwenoude traditie. Dat zeg ik met enige schroom, want ik heb op dit punt ook
niet de wijsheid in pacht. Ik heb in de voorbije discussie in Sociale Media,
behalve een onmetelijke hoeveelheid absolute onzin, zowel van voor- als
tegenstanders, tenminste 92 varianten op historische verklaringen over het
fenomeen Sinterklaas zien passeren. Welke de juiste is, ik weet het niet en
vind het ook niet zo belangrijk. Dus een vriendelijk verzoek: op dit punt geen
ingezonden brieven ter aanvulling van het historisch overzicht. Het zal
kinderen namelijk absolute worst zijn wie nu gelijk heeft met de
geschiedkundige onderbouwingen van het fenomeen Sint Nicolaas en Zwarte Piet.
Zoals het kinderen ook worst zal zijn hoe door een enkeling het fenomeen Piet
beleefd wordt. Zij zien het gewoon als een grappige medewerker van de Sint. Die
gek doet bokkensprongen maakt, op een scooter over de Fred tuft bij de intocht.
En die snoepjes en pepernoten uitdeelt.
Ik wil hier geen nieuwe discussie uitlokken. Ik
persoonlijk vond de “hype” op Facebook en Twitter soms al erg genoeg, zowel van
veel voor- als van veel tegenstanders. Velen vergaten, dat de discussie in de
eerste werd aangeslingerd door een paar mensen, die zich vanwege hun huidskleur
gediscrimineerd voelden. En haalden de ramadan, Suikerfeesten, ritueel slachten
etc. erbij. “Want dat moesten wij toch ook accepteren, dan hullie onze Piet”.
Zo simpel werd het soms voorgesteld, kortom velen maakten er een heuse rassen-
en integratierel van. En dat is jammer en triest tegelijk, want waarom onderstrepen
we niet, dat juist ons Sinterklaasfeest (met de bijbehorende zwarte Pieten) een
feest van tolerantie bij uitstek is? Waarom gooien we meteen met modder als een
andere cultuur het niet met ons eens is? Waarom luisteren we niet en waarom
accepteren we niet, dat ook ons feest zich ontwikkelt en aanpast aan de
tijdgeest? Dat hebben we zelf gedaan in drie generaties. Moet daarom de Zwarte
Piet weg? Nee. Moet daarom het gevoel van discriminatie, dat een aantal mensen
bekruipt in deze tijd van het jaar, worden ontkend? Nee, want “feelings are
facts” zegt de Engelsman zo mooi. Dus misschien vanaf volgend jaar wat extra
aandacht voor een respectvol optreden van al die Zwarte Pieten en er minder een
dusdanige karikatuur ervan maken, dat anderen zich eraan kunnen storen. Is dat
aanpassen? Welnee, gewoon respect voor een andermans opvattingen. Mag dat? Nee,
dat moet. Enne: nou volgend jaar niet weer beginnen. Anders gaan jullie
allemaal de zak in!
En dus zal de Oud Hagenaar in 2063 zonder enige twijfel
een verhaal bevatten van iemand, die omschrijft hoe het feest in de loop van
zijn/haar jaren veranderd c.q. ontwikkeld is. Misschien is de Oud Hagenaar dan
wel een heel ander platform, waarop schrijvers zich rechtstreeks on line tot
lezers wennen, die de Ipad al lang weer hebben ingewisseld voor iets veel
moderners. En meteen de discussie aan kunnen gaan, omdat “ingezonden brieven”
niet meer bestaan. Meteen reageren, dat zal het zijn in 2063.
Ton van Rijswijk
1 opmerking:
Met dit verhaal ben ik het geheel eens, en goed in woorden gevat.
Een reactie posten