donderdag 31 oktober 2013

De ontwikkeling van het Sinterklaasfeest



Zwarte Piet was toen en is nog steeds van harte welkom

“Nee hé”, denkt u bij het lezen van de kop van dit artikel. “Toch niet weer die discussie over Zwarte Piet en de daarmee samenhangende gevoelens van discriminatie”. Ik kan u geruststellen, ik ben net zo moe van die discussie als u. En net zo moe van alle reacties, die de discussie met name op sociale media als Facebook en Twitter heeft los gemaakt. Net zo moe van alle argumenten en gezichtspunten, die er met de haren zijn bij gesleurd, maar die met het eigenlijke onderwerp niets van doen hadden. Laten we proberen eens terug te denken hoe het ook al weer was in onze jeugd en laten we proberen te voorspellen hoe het jaarlijkse feest zal zijn in pak ‘m beet de jaren 2060, het jaar waarin de Oud Hagenaar (als dit voortreffelijke medium dan nog bestaat….) zal berichten over “hoe het was in de jaren 2010-2020”.
Maar eerst terug in ons geheugen. Ik gebruik daarbij gemakshalve even mijn eigen herinneringen en belevingen. Mijn Sinterklaaservaring gaat terug tot de begin jaren 50. Tot 1952, want toen was ik acht en werd ik door teveel vriendjes erop gewezen, dat ik in een schertsfiguur geloofde en dat het tijd werd “een grote jongen” te worden. Kijk in mijn tijd dus waren de “zak van Sinterklaas” (toen nog niet door Toon Hermans tot een lachwekkende verschijnsel verheven) en de “roe” de hoofdattributen, waarmee de Sint en zijn Pieten tot ons kwamen. De goedheiligman en zijn knechten (jazeker!) werden door heel veel toenmalige ouders als extra hulp ingezet om hun opvoedkundige bijsturing van krachtige hulpmiddelen te voorzien. Als je je niet netjes gedragen had, was de kans wel erg groot, dat je er met die roe van langs kreeg en een enkele reis in die rot zak naar Spanje mocht genieten. Jawel, enkele reis, want over terugkeer werd niet gerept. En aangezien we nog niet verwend waren met jaarlijkse tripjes naar Spanje (we wisten niet eens waar het ongeveer lag, wel dat het er erg warm moest zijn), zag dat er zo onheilspellend uit, dat we ons gedrag prompt bijstelden of op z’n minst ernstig rekening hielden met een subtiele aanpassing daarvan. Zodat het dreigement van tafel gehaald werd of een voorwaardelijk karakter kreeg: “als je nog eens……dan weet je wat er gebeurt”. Kortom, Sinterklaas was behalve een katalysator van ingehouden verwachtingen ook een instrument in de opvoeding. Nou viel het met die verwachtingen wel mee, want mijn ouders lieten ook niet na voortdurend te onderstrepen, dat de Sint in de eerste plaats een arme grijsaard was. Die niet zoveel geld had om zijn Pieten uitgebreide hoeveelheden verrassingen door de schoorsteen te laten glijden. Dat die verwachtingen een rechtstreekse relatie hadden met de relatieve rijkdom van mijn ouders, dat ontdekten we later pas. Toen we groot waren en niet meer hoefden te geloven. En toen begrepen we pas, waarom de Sint steeds zo onrechtvaardig was geweest  bij het uitdelen. Pas toen begrepen we, waarom die andere jongetjes in de klas over zoveel meer cadeaus van de Sint verhaalden dan ik, die al uiterst tevreden was met die tweede hands brandweer auto. Het was dus in die jaren behalve een feest van veel vrolijkheid op straat en op school (want de intocht van de Sint per boot werd nog niet door de TV uitgezonden, omdat er immers nog geen TV was) ook wel degelijk een feest van angst. Waarbij we natuurlijk de Zwarte Piet vooral als zwarte accepteerden vanwege die moeizame afdalingen door talloze schoorstenen. Ons wel stiekem afvroegen hoe ze dan toch die loeiheet kolenhaarden konden omzeilen elke nacht, maar daar hebben we – althans in mijn herinnering – nooit een halszaak van gemaakt. Je ging trouwens op 7-jarige leeftijd niet in discussie met je ouders over dat onderwerp, je geloofde gewoon. Als die schoen maar een beetje gevuld was (een chocoladekikker was al een feest, trouwens in onze schoenen van destijds zouden Ipads of andersoortige tabelets niet gepast hebben), geloofde je heel veel zo niet vrijwel alles.
Later, toen wij kinderen kregen was het Sinterklaasfeest anders: we besloten in de eerste plaats het angstinstrument er af te halen. Wilden onze kinderen niet bang maken daarmee, hadden dat ook niet nodig, want we handhaafden op een meer natuurlijke manier het gezag. Konden nog wel het verhaal van de schoorstenen handhaven, want ook voor de gashaarden was een schoorsteen nodig. Hoe mensen zich met een CV daaruit hebben gered, weet ik niet zo precies, maar iedereen zal ongetwijfeld zo zijn fantasie hebben gehad om de basisverhalen naar de tijdgeest aan te passen. Alleen de liedjes bleven ongewijzigd en dat vroeg nogal eens om uitleg aan onze kinderen. Want wat betekende dan “de roe” in de liedjes, die ze op school zongen. En wat was dat nou met die “zak van Sinterklaas”? Gelukkig hadden we al fantasie genoeg om ons uit lastige discussies te redden. Maar we voelden wel aan, dat het ooit eens tijd zou worden om de teksten van de liedjes aan te passen aan de tijd. Enne, de kado’s werden al wat luxer, een tweede hands brandweer auto behoorde niet meer tot het geschenkenpakket. Het bleef een heel leuk kinderfeest.
Dat is het nu nog steeds, nu we onze kleinkinderen ervan zien genieten.
Hen kunnen we uitleggen, voor zover de ouders dat al niet doen, dat Pieten niet meer door schoorstenen glijden, maar “gewoon van zichzelf” zwart zijn en al helemaal geen “knecht” meer, maar gewoon “medewerkers in vaste dienst” van de goedheiligman, die hoe dan ook nog steeds dezelfde goedheiligman is als degene, die halverwege de 19e eeuw in ons land geïntroduceerd werd. Want laten we wel zijn, het betreft hier geen eeuwenoude traditie. Dat zeg ik met enige schroom, want ik heb op dit punt ook niet de wijsheid in pacht. Ik heb in de voorbije discussie in Sociale Media, behalve een onmetelijke hoeveelheid absolute onzin, zowel van voor- als tegenstanders, tenminste 92 varianten op historische verklaringen over het fenomeen Sinterklaas zien passeren. Welke de juiste is, ik weet het niet en vind het ook niet zo belangrijk. Dus een vriendelijk verzoek: op dit punt geen ingezonden brieven ter aanvulling van het historisch overzicht. Het zal kinderen namelijk absolute worst zijn wie nu gelijk heeft met de geschiedkundige onderbouwingen van het fenomeen Sint Nicolaas en Zwarte Piet. Zoals het kinderen ook worst zal zijn hoe door een enkeling het fenomeen Piet beleefd wordt. Zij zien het gewoon als een grappige medewerker van de Sint. Die gek doet bokkensprongen maakt, op een scooter over de Fred tuft bij de intocht. En die snoepjes en pepernoten uitdeelt.
Ik wil hier geen nieuwe discussie uitlokken. Ik persoonlijk vond de “hype” op Facebook en Twitter soms al erg genoeg, zowel van veel voor- als van veel tegenstanders. Velen vergaten, dat de discussie in de eerste werd aangeslingerd door een paar mensen, die zich vanwege hun huidskleur gediscrimineerd voelden. En haalden de ramadan, Suikerfeesten, ritueel slachten etc. erbij. “Want dat moesten wij toch ook accepteren, dan hullie onze Piet”. Zo simpel werd het soms voorgesteld, kortom velen maakten er een heuse rassen- en integratierel van. En dat is jammer en triest tegelijk, want waarom onderstrepen we niet, dat juist ons Sinterklaasfeest (met de bijbehorende zwarte Pieten) een feest van tolerantie bij uitstek is? Waarom gooien we meteen met modder als een andere cultuur het niet met ons eens is? Waarom luisteren we niet en waarom accepteren we niet, dat ook ons feest zich ontwikkelt en aanpast aan de tijdgeest? Dat hebben we zelf gedaan in drie generaties. Moet daarom de Zwarte Piet weg? Nee. Moet daarom het gevoel van discriminatie, dat een aantal mensen bekruipt in deze tijd van het jaar, worden ontkend? Nee, want “feelings are facts” zegt de Engelsman zo mooi. Dus misschien vanaf volgend jaar wat extra aandacht voor een respectvol optreden van al die Zwarte Pieten en er minder een dusdanige karikatuur ervan maken, dat anderen zich eraan kunnen storen. Is dat aanpassen? Welnee, gewoon respect voor een andermans opvattingen. Mag dat? Nee, dat moet. Enne: nou volgend jaar niet weer beginnen. Anders gaan jullie allemaal de zak in!
En dus zal de Oud Hagenaar in 2063 zonder enige twijfel een verhaal bevatten van iemand, die omschrijft hoe het feest in de loop van zijn/haar jaren veranderd c.q. ontwikkeld is. Misschien is de Oud Hagenaar dan wel een heel ander platform, waarop schrijvers zich rechtstreeks on line tot lezers wennen, die de Ipad al lang weer hebben ingewisseld voor iets veel moderners. En meteen de discussie aan kunnen gaan, omdat “ingezonden brieven” niet meer bestaan. Meteen reageren, dat zal het zijn in 2063.

Ton van Rijswijk